Ruimte voor een 'leerbouwwerk'

“Ik denk daar niet over na”, was het antwoord van een jonge leerkracht op mijn vraag hoe het onderwijs er over 10 jaar uit zou zien. We bespraken met het team het programma van eisen voor hun nieuw te bouwen schoolgebouw. Dat antwoord verraste me.
Ik ben immers van de generatie die geleerd heeft om alles beleidsmatig in te vullen en vast te leggen. Ze voerde het volgende argument aan. “Toen ik 5 jaar geleden begon met deze baan, wist ik niet wat ik nu – 5 jaar later – allemaal zou doen. Maar nu weet ik wel dat ik een aantal dingen anders doe dan toen en veel dingen ook niet. Ik pas me liever aan wat ik denk dat de eisen van deze tijd nodig maken en dan zie ik wel hoe het er over 10 jaar uitziet.”
Wat een nuchtere realiteitszin. Enthousiast begonnen we vervolgens te bedenken wat er in de afgelopen 40 jaar (de oudste leerkracht mocht dat jubileum binnenkort vieren) helemaal niet veranderd was. We stelden vast dat de basisbeginselen van het rekenen, de Nederlandse taal en vele andere programmaonderdelen niet wezenlijk veranderd waren en dat we vooral te maken hebben met voortschrijdend inzicht over wat werkt en wat nog beter werkt. De veranderingen die we konden bedenken waren vooral nuances en de keuze voor bepaalde leerstof. Een veranderende leerlingenpopulatie noopt soms tot andere keuzes, net als inzichten en opvattingen over maatschappelijke ontwikkelingen. Bovendien werd de vraag gesteld of kennis wel ‘veroudert’. Immers nieuwe kennis kan alleen maar nieuw zijn als het wordt gerelateerd aan ‘oude’ kennis, waardoor oud en nieuw weer een geheel vormen.
Ik denk dat het echte probleem rond de ‘veroudering’ van het curriculum ligt in het verschijnsel kerndoelen. Men gaat er blijkbaar van uit dat die in beton gegoten zijn. Welke school garandeert dat alle kerndoelen voor 100% gehaald worden? Ik hoop dat zo’n school niet bestaat. Er zou immers geen ruimte zijn voor eigen initiatief en creativiteit?

Dan blijft de vraag wat het werk van Curriculum.nu voor dit team betekent. Of, als we het breder trekken, voor het gehele onderwijs. De ontwikkelteams zullen ongetwijfeld hebben genoten van de mogelijkheid om voluit na te denken over het onderwijs. En dat op kosten van de overheid. De resultaten zoals die nu zijn gepubliceerd zijn niet zo verrassend en ze zullen ook op een brede consensus mogen rekenen. Ik maak me sterk dat elk goed functionerend schoolteam uiteindelijk tot dezelfde conclusies zouden zijn gekomen als er tijd was geweest om erover na te denken. Uiteraard met de nodige nuanceverschillen.
De vraag is vooral wat de overheid ermee doet als er eenmaal kerndoelen zijn geformuleerd. Gaat men voort op de – in mijn ogen heilloze – weg om vooral te controleren of scholen de kerndoelen behandelen, of is men bereid om het nieuwe curriculum als een basis te beschouwen waarop leerlingen zelf een eigen leerbouwwerk op mogen optrekken? In een voorlichtingsfilmpje stelde een van de ontwikkelaars dat 70% van het curriculum verplicht zou worden en dat 30% aan de school zou worden gelaten. Ik pleit ervoor om de basis terug te brengen tot 50% (ik zal het niet hebben waar we het dan over hebben, maar het gaat hier voor het gemak om een indicatie) en dat de overige 50% beschikbaar komt voor de leerlingen, daarbij uiteraard ondersteund door hun leraren. Een eigen ‘leerbouwwerk’. Ik bedenk het terwijl ik schrijf en het lijkt me een mooi daltonwoord.

Deze column verscheen in het decembernummer 2019 van Daltonvisie, een tijdschrift over daltononderwijs.